24 januari 2024

Jurisprudentie: 'Arbeidsovereenkomst niet duidelijk'

Werkgeversvereniging WWb
thema-arbeidsrecht

De Rechtbank Noord-Holland oordeelde op 19 december: "Voor rekening en risico van de werkgever".

Werkgever en medewerker zijn het niet eens over de duur van de opzegtermijn van de arbeidsovereenkomst. Volgens de werkgever is die twee maanden, volgens de medewerker een maand. In de toepasselijke cao staat dat een afwijking op de wettelijke opzegtermijn (langer of korter) in de arbeidsovereenkomst moet zijn opgenomen. Dat is hier niet gebeurd en komt voor rekening en risico van de werkgever.

Opzegtermijn van een of twee maanden?
In de arbeidsovereenkomst staat ten aanzien van de opzegtermijn: "Partijen zijn gerechtigd de onderhavige arbeidsovereenkomst tussentijds op te zeggen met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn of indien daarvan afwijkend de bij de cao bepaalde opzegtermijn."

In de betreffende cao staat "Opzegtermijnen van de werknemer:

  • tot en met functiegroep 5: één maand
  • vanaf functiegroep 6: twee maanden

De opzegtermijnen kunnen alleen langer of korter zijn dan de wettelijke opzegtermijnen als dat in het arbeidscontract is vastgelegd."

Verder is van belang dat in de cao staat dat in de arbeidsovereenkomst moet zijn opgenomen de functie, de functiegroep, de salarisschaal en welke salarisperiodiek van toepassing is.

In de arbeidsovereenkomst van de medewerker staat geen functie, functiegroep, salarisschaal of periodiek vermeld. Uit de bedrijfsregeling blijkt dat de medewerker boven de hoogste salarisschaal en trede verdient.

Op 22 juni heeft de medewerker een opzeggingsbrief geschreven met opzegging tegen 1 augustus 2023. Hierover heeft hij ook contact gehad met de HR-manager en gevraagd naar de opzegtermijn.
Ook per WhatsApp heeft de HR-manager de opzegtermijn van een maand bevestigd, waarin een genoemde termijn van twee maanden door de werkgever werd bestreden.

De medewerker treedt per 1 augustus in dienst bij een andere werkgever.

De werkgever vraagt de kantonrechter de werknemer te veroordelen tot een gefixeerde schadevergoeding. De werknemer vordert tot betaling van het achterstallig salaris.

De beoordeling
De kantonrechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst voor wat betreft de opzegtermijn niet duidelijk is. Gelet op het woordje ‘of’ de keuze tussen de wettelijke opzegtermijn (die, gelet op de duur van het dienstverband één maand is), of ‘de bij de cao bepaalde opzegtermijn’ als die afwijkt van de wettelijke opzegtermijn. Er is hier sprake van een afwijking van de wettelijke opzegtermijn, omdat de cao bepaalt dat ‘vanaf functiegroep 6’ voor de werknemer een opzegtermijn van twee maanden geldt.

Alhoewel in de arbeidsovereenkomst (in strijd met de cao) geen functie en salarisschaal staat vermeld, moet het volgens de kantonrechter voor de werknemer duidelijk zijn geweest, dat mede gelet op de hoogte van zijn salaris, hij in de categorie ‘vanaf functiegroep 6’ viel. Het artikel is van toepassing. Gelet op de tekst geldt de afwijkende opzegtermijn van twee maanden.

Echter omdat in het zelfde artikel staat ‘de opzegtermijnen kunnen alleen langer of korter zijn dan de wettelijke opzegtermijnen als dat in het arbeidscontract is vastgelegd’, oordeelt de kantonrechter dat de opzegtermijn van één maand geldt. In de arbeidsovereenkomst is niet (uitdrukkelijk) vastgelegd dat de opzegtermijn (in dit geval) langer dan de wettelijke opzegtermijn is, namelijk twee maanden.

Voor zover de zinsnede ‘of indien daarvan afwijkend de bij de cao bepaalde opzegtermijn’ heeft te gelden als een zodanige vastlegging, is die vastlegging onvoldoende duidelijk. Deze onduidelijkheid komt voor rekening en risico van de werkgever als de partij die de arbeidsovereenkomst heeft opgesteld. Als de werkgever meer tijd had willen hebben voor het zoeken van een vervanger, had dat bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst eenvoudig kunnen worden geregeld door de langere opzegtermijn vast te leggen. Daarbij komt dat de werknemer heeft mogen afgaan op de mededelingen van de HR-manager ten aanzien van de opzegtermijn.

De medewerker wordt in het gelijk gesteld. De kantonrechter veroordeelt de werkgever tot betaling van het achterstallig salaris.