26 oktober 2023

Pijnlijke botsing tussen BHV-trainer en werkgever

Werkgeversvereniging WWb
thema-arbeidsrecht

Stel je voor: je bent BHV- en EHBO-trainer en je werkgever nodigt je uit voor een gesprek om je arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd om te zetten naar onbepaalde tijd.

Tijdens dat gesprek blijkt dat je werkgever de voorwaarden wil wijzigen. Dat betekent voor jou een slechtere verlofregeling. In een volgend gesprek geef je aan daarmee akkoord te willen gaan, in ruil voor een hoger salaris of anders de arbeidsovereenkomst onder dezelfde voorwaarden voort te blijven zetten. Het lijkt erop dat het onder dezelfde voorwaarden blijft.

Je hebt het er niet meer over en je werkt - zoals gebruikelijk - door. Maar dan ontvang je een brief van je werkgever dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt, omdat je niet bent ingegaan op het aanbod van je werkgever. Je werkgever heeft bij de eindafrekening je studiekosten verrekend en geen rekening gehouden met de beslagvrije voet. Je komt daardoor direct in de problemen met je vaste lasten. Een vervelende situatie, waarin de medewerker om wie het ging naar de rechter stapt.

Wie heeft de overeenkomst beëindigd?
Het antwoord op die vraag maakt nogal verschil. Het heeft gevolgen voor zaken als recht op een transitievergoeding, een aanzegvergoeding en het wel of niet hoeven terug te betalen van studiekosten.

Het oordeel van de kantonrechter
De kantonrechter Rechtbank Noord-Holland oordeelde dat de werkgever de arbeidsovereenkomst feitelijk niet heeft voortgezet, ondanks de eerdere intentie om dat wel te doen.

‘De medewerker heeft na het tweede gesprek het gerechtvaardigd vertrouwen mogen ontlenen dat het dienstverband na het einde van rechtswege zou worden voortgezet, ondanks dat partijen van mening verschilden over het tijdstip van verlofopname.’

Het initiatief voor beëindiging lag hier volgens de rechter bij de werkgever. Dit betekent dat de medewerker recht heeft op een transitievergoeding. De aanzegvergoeding werd niet toegewezen, omdat de uitnodiging voor een vast contract als tijdige aanzegging mocht worden beschouwd.

De medewerker mocht er volgens de kantonrechter op vertrouwen dat de arbeidsovereenkomst werd voortgezet op basis van de gedragingen van de werkgever. Zo is de medewerker na het laatste onderhandelingsgesprek nog ingepland voor twee cursusdagen op data na het verstrijken van de bepaalde tijd. In de tussentijd zijn er onderling nog wel veel werkgerelateerde zaken besproken.

De werkgever had nogmaals en meer expliciet aan de medewerker kunnen vragen of hij daadwerkelijk niet verder wilde, nu niets er op wees dat dit het geval was. In plaats daarvan heeft werkgever de medewerker een brief met de bevestiging van beëindiging van de arbeidsovereenkomst overhandigd. De kantonrechter oordeelt daarom dat de arbeidsovereenkomst niet is voortgezet op initiatief van de werkgever.

Studiekosten
Wat betreft de studiekosten mocht de werkgever deze niet verhalen op de medewerker vanwege de tegenstrijdige voorwaarden in het personeelsreglement en de studieovereenkomst. De onduidelijkheid die daardoor ontstaat is voor rekening en risico van de werkgever als opsteller van de documenten. Daarbij merkt de kantonrechter op dat het hier lijkt te gaan om noodzakelijke scholing (artikel 7:611a BW) waardoor er in het geheel geen terugvordering mogelijk zou zijn. De werkgever moet het verrekende salaris betalen. Nu de werkgever geen rekening heeft gehouden met de beslagvrije voet bij de verrekening kent de rechter de maximale wettelijke verhoging toe als compensatie voor het financiële nadeel dat de medewerker heeft geleden.

Verlofuren
De werkgever had de uitbetaling van de verlofuren verrekend met de studiekosten, maar deze moeten alsnog worden betaald voor de verlofuren opgebouwd in 2023. De opgebouwde wettelijke verlofuren over 2022 zijn per 1 juli 2023 vervallen. Deze vervaltermijn kan hier niet worden gestuit.

Conclusie
De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is van rechtswege geëindigd. Partijen kwamen niet tot overeenstemming over de voorwaarden voor onbepaalde tijd. Dat is hier voor rekening en risico van de werkgever. Jammer dat een op het oog vruchtbare samenwerking op deze manier eindigt in een (juridische) strijd.