Geldt voor bovenwettelijke vakantie-uren hetzelfde loonbegrip als voor wettelijke vakantie-uren?
Recent oordeelde de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2023:816) dat het moment van toekenning bepalend is of vrije uren vakantie-uren zijn, ook al worden deze uren voor een ander doel ingezet. Het loonbegrip voor de bovenwettelijke vakantie-uren is gelijk aan die voor de wettelijke vakantie-uren.
Het begrip vakantie is niet gedefinieerd in de regelgeving, wel in de rechtspraak. Er is sprake van vakantie als de werknemer met behoud van loon is vrijgesteld van de verplichting te werken om in staat gesteld te worden uit te rusten van het werk en te beschikken over een periode van ontspanning en vrije tijd.
In de hierboven bedoelde zaak bij de Hoge Raad ging over de vraag of de vrijetijdsaanspraak vakantie in de zin van artikel 7:634 BW is en of het ruime loonbegrip voor de wettelijke vakantie-uren ook geldt voor de bovenwettelijke vakantie-uren. De werknemer vorderde ook over de bovenwettelijke vakantie-uren de onregelmatigheidstoeslag; deze toeslag werd door de werkgever wel betaald over de wettelijke vakantie-uren, maar niet over de bovenwettelijke vakantie-uren.
Moment van toekenning is beslissend voor de kwalificatie vakantie-uren.
In de van toepassing zijnde cao worden vrije uren beschreven als bovenwettelijke uren; onder het kopje 'verlof' staan de wettelijke en bovenwettelijke uren. Onderdeel van de cao is het Keuzeplan: in dit ruilmodel kan de werknemer bronnen inzetten in geld om te ruilen tegen bepaalde doelen. De werknemer kan dus kiezen tussen het opnemen van de vrije uren of deze uren inzetten voor de in het Keuzeplan omschreven doelen. Vrije uren kan de werknemer inzetten in het kader van de Regeling Werktijdverkorting Oudere Werknemers (RO-uren). Bij de invoering van het Keuzeplan zijn de vrije uren niet losgekoppeld van hun oorspronkelijke bestemming.
Het hof oordeelde al dat 'vrije uren' vakantie zijn, in de zin van artikel 7:634 BW, wanneer zij in het kader van het Keuzeplan worden ingezet als RO-uren, die ten doel hebben de duurzame inzetbaarheid van oudere werknemers te bevorderen. De Hoge Raad is het hiermee eens:
"Of een vrijetijdsaanspraak heeft te gelden als vakantie, in de zin van artikel 7:634 BW, hangt ervan af of deze aanspraak tot doel heeft de werknemer betaald verlof te verschaffen in verband met de werkbelasting die op hem drukt. Het komt er daarbij op aan of de vrijetijdsaanspraak op het moment van toekenning bedoeld is om de werknemer in verband met zijn werkbelasting de gelegenheid te bieden voor rust en ontspanning. Indien de vrijetijdsaanspraak met dit doel is toegekend, verandert de aard van deze aanspraak niet als de toegekende uren vervolgens worden ingezet voor andere doeleinden."
Dus de vrijetijdsaanspraak moet worden gekwalificeerd op het moment van toekenning aan de werknemer en niet op het moment waarop de werknemer een bepaalde bestemming geeft aan de hem toegekende afspraak.
Geen onderscheid in loonbegrip voor wettelijke vakantie-uren en bovenwettelijke vakantie-uren
Welk loon is verschuldigd over bovenwettelijke vakantieafspraken? Het hof stelde voorop dat in artikel 7:639 BW geen bijzondere regeling is getroffen voor bovenwettelijke vakantieafspraken. Er zijn derhalve geen aanknopingspunten om voor de bovenwettelijke vakantieaanspraken een ander, beperkter, loonbegrip te hanteren. Het loon dat tijdens vakantie moet worden doorbetaald is een ruim loonbegrip: het gaat om het gehele tussen werkgever en werknemer overeengekomen loon.
De Hoge Raad is het op dit punt ook eens met het hof. Van de artikelen 7:634 – 7:643 BW kan niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken, tenzij zodanige afwijking bij die bepalingen is toegestaan. Artikel 7:639 BW maakt voor het recht op loon geen onderscheid tussen de wettelijk voorgeschreven vakantie en bovenwettelijke vakantie. De onregelmatigheidstoeslag maakt deel uit van het loonbegrip en moet worden doorbetaald over de wettelijke als de bovenwettelijke vakantie-uren.
Conclusie
Het is toelaatbaar bovenwettelijke vakantiedagen tegen schadevergoeding een andere bestemming te geven dan het opnemen van verlof. Maar hiermee vervalt de kwalificatie 'vakantiedag' niet. De werknemer ziet af van de vrije tijd die de vakantieaanspraak vertegenwoordigt, in ruil voor een schadevergoeding. Dit betekent dat als bovenwettelijke vakantieaanspraken in het kader van een keuzebudget worden ingezet, het wettelijke kader met betrekking tot vakantiedagen - zoals het loonbegrip en verjaring - blijft gelden.
Gabriëlle Verberne